VevoVitall (99,9% benzoëzuur, 4d210) is één van meest toegepaste zoötechnische additieven in varkensvoer. Het zuur is EU geregistreerd in voeders voor biggen, vleesvarkens en zeugen. In biggenvoer bestaat er géén wettelijk minimum voor VevoVitall, maar in voeders voor zeugen en vleesvarkens is dat wel het geval en bedroeg de minimale dosering tot nu toe 0.5%. DSM ijvert al een tijdje voor een daling van het wettelijk minimum in vleesvarkensvoer van 0.5 naar 0.3%. Na een positief advies van EFSA werd recent ook de EU wetgeving aangepast. Het EU wettelijk minimum in zeugenvoer wijzigt niet en blijft dus 0.5%. 

De toepassing van VevoVitall (4d210) in vleesvarkensvoer wordt voortaan volgens de nieuwe EU Verordening (EU 2020/1031 - bijlage) geregeld: minimum 0.3% - maximum 1.0%. 

1.0% VevoVitall in vleesvarkensvoer?
De 1% dosering blijft aanbevolen met het oog op een maximale reductie van de ammoniakemissie. Deze toepassing werd erkend binnen de Nederlandse Stoppersregeling alsook binnen de Vlaamse en Nederlandse PAS regeling.

Wie op zoek is naar een maximaal effect op de verlaging van de urine pH en ammoniakemissie, opteert het best voor de 1% dosering.

0.5 VevoVitall in vleesvarkensvoer?
De 0.5% dosering wordt vooral toegepast met het oog op verbeterde zoötechnische resultaten en een stabiele darmgezondheid bij vleesvarkens. Op basis van 19 - vooral Europese - varkensproeven met in totaal meer dan 10.000 vleesvarkens, blijkt de toevoeging van 0.5% VevoVitall de dagelijkse groei met gemiddeld 4.5% te verhogen, terwijl de voerconversie gemiddeld met 4.5% afneemt. Weinig andere zoötechnische voederadditieven kunnen dergelijke resultaten laten optekenen. Een verdere verhoging van de dosering laat in de meeste proeven géén bijkomende verbetering van de technische resultaten zien. 

Wie op zoek is naar een maximale verbetering van de zoötechnische resultaten, kiest het best voor de 0.5% dosering. Dit blijft dan ook de adviesdosering voor toepassing in biggen- en vleesvarkensvoer. 

Deze dosering blijft ook aanbevolen voor wie de vorming van gisten in brijvoer wil tegengaan.

0.3% VevoVitall in vleesvarkensvoer?
Hoewel de effecten van 0.5% VevoVitall in vleesvarkensvoer bijzonder positief zijn, heeft de toepassing als voornaamste nadeel dat hierdoor de bruto kostprijs van het voer (€/T) wezenlijk toeneemt. Maar niet elke varkenshouder blijkt bereid om eerst fors te investeren in een hogere voerkosten, om pas 3 maanden later daarvan de vruchten te plukken. En zeker niet in perioden wanneer de varkensprijzen laag en de voerkosten hoog zijn.

Daarom heeft DSM in augustus 2017 een procedure opgestart om het wettelijk minimum van VevoVitall in vleesvarkensvoer te verlagen van 0.5 naar 0.3%. Op die manier wordt alvast de inclusiekost met 40% verlaagd, waardoor de toepassing op dat vlak veel draaglijker wordt.

De voor de hand liggende vraag is dan uiteraard wat dit betekent voor het effect op de zoötechnische resultaten. Uit drie nieuwe vleesvarkensproeven (die in het hieronder vermeld EFSA rapport zijn opgenomen), blijkt dat 0.3% VevoVitall de dagelijkse groei nog steeds met 3.1 à 4.4% verhoogt. Dat betekent eigenlijk grofweg dat 75-80% van het verbeterd resultaat behouden blijft bij toepassing van de lagere dosering. Een logisch en voor de hand liggend gevolg hiervan is dat ook het economisch rendement (ROI) van de toevoeging toeneemt bij de 0.3% dosering.

0.5 & 0.3% VevoVitall in vleesvarkensvoer?
Wie op zoek is naar het hoogste economisch rendement, krijgt het advies om te starten met de 0.5% dosering in het startvoer (25-45 kg) en vervolgens te schakelen naar de 0.3% dosering in het afmestvoer (45 - 115 kg). Verschillende proeven hebben aangetoond dat hiermee het beste economisch resultaat (ROI) wordt behaald.

Dit schema wordt ook aanbevolen in concepten ter bescherming van de darmgezondheid. Zeker nu de varkenshouder geconfronteerd wordt met belangrijke uitdagingen (meer en meer druk op het gebruik van antibiotica, uitfasering gebruik ZnO in biggenvoer...) kan de toepassing van 0.3% VevoVitall ook worden overwogen bij het uitwerken van specifieke gezondheidsconcepten voor zwaardere vleesvarkens. Maar wie een maximale bescherming wil inbouwen, blijft beter bij de 0.5% dosering (of hoger...).

Praktische gevolgen in varkensvoer?

  • vleesvarkensvoer met verlaagd aandeel benzoëzuur:
    • Deze verordening treedt in werking op 4 augustus 2020 en is bindend in elke EU lidstaat
    • aanpassing gehalte benzoëzuur op voederetiket  
  • blijven ongewijzigd:
    • wettelijk maximum in biggenvoer (0.5%)
    • wettelijk minimum (0.5%) en maximum (1.0%) in zeugenvoer
    • EU registratienummer 4d210 (op etiket!)
    • Etiketvermelding: „Aanvullende diervoeders die benzoëzuur bevatten, mogen als zodanig niet aan vleesvarkens worden gevoerd. Aanvullende diervoeders die benzoëzuur bevatten, moeten goed worden vermengd met de andere voedermiddelen van het dagrantsoen.“

Voor meer informatie omtrent deze aangepaste EU wetgeving: raadpleeg dan uw contactpersoon bij Twilmij!