Testen maiskuilen kan veel ellende voorkomen
Het is een misvatting dat mycotoxinen voor herkauwers amper gevaarlijk zijn. Een standaard analyse van maiskuilen op mycotoxinen is volgens Sander Janssen van DSM aan te bevelen. “Door die investering en tijdig ingrijpen kunnen veel gezondheids- en productieproblemen bij het dier worden voorkomen.”
Veehouders denken vaak dat mycotoxinen voor herkauwers nauwelijks een gevaar vormen, omdat de toxinen in de pens onschadelijk worden gemaakt. “Dat is een misvatting”, waarschuwt Sander Janssen van DSM. Hij adviseert om maiskuilen altijd te laten testen op de aanwezigheid van mycotoxinen. “Die analyse is de investering waard, want op tijd ingrijpen kan veel gezondheids- en productieproblemen voorkomen.”
 
Bewustwording
“Mycotoxinen kun je niet zien, proeven of ruiken”, zegt Janssen. Een kuil met veel broei en zichtbare schimmelgroei kan laag belast zijn met mycotoxinen, terwijl een op het oog schone kuil juist hoge toxinegehalten kan bevatten. Analyse van de kuil is dus de enige manier om de daadwerkelijke besmetting vast te stellen. “We hebben de afgelopen jaren veel kuilmaismonsters laten testen op de aanwezigheid van Fusariumtoxinen. De monsters waren deels afkomstig van risicobedrijven, dus de steekproef was niet volledig aselect. Het bleek dat een groot deel van de geanalyseerde kuilen besmet was met deoxynivalenol (DON), zearalenon (ZEA), nivalenol (NIV) en/of 3-deoxynivalenol-glucoside (3-Gluc-DON). Allemaal mycotoxinen waarvan bekend is dat ze de productie en gezondheid van melkvee negatief beïnvloeden.” Tabel 1 laat dit zien.
 
Uitgaande van een totale drogestofopname van 23 kg en een snijmaisaandeel in het rantsoen van 35 procent (8 kg drogestof) heeft Janssen vastgesteld dat 21 van de 84 onderzochte bedrijven te maken heeft met een hoog mycotoxinerisico. Bij 25 bedrijven werd het risico als gemiddeld beoordeeld. Bij meer dan de helft van de onderzochte melkveebedrijven leveren mycotoxinen in snijmais dus niet verwaarloosbare risico’s op voor de diergezondheid.
Eigen ruwvoerteelt levert voor melkveehouders relatief goedkope rantsoencomponenten op, zoals snijmais(kuil), vers gras, graskuil, hooi en stro. Ruwvoer, en met name snijmais, heeft een groot aandeel in het totale rantsoen, en de drogestofopname van melkkoeien is hoog. “Als er dus iets mis is met de maissilage, dan heeft dat een enorme impact op de diergezondheid en melkproductie”, waarschuwt Janssen. “Mycotoxinen verstoren de microben in de pens en dus ook depensfunctie, waardoor de vezelfermentatie en de vluchtige vetzuurproductie afneemt. Dat kan dan weer leiden tot pensverzuring en verergering van de problemen, een vicieuze cirkel dus.” Het klopt wel dat een deel van de mycotoxinen in de pens wordt omgezet, zegt Janssen. “Maar bij sommigen zijn deze metabolieten nog giftiger dan het oorspronkelijke mycotoxine.” Vanuit de pens gaan de mycotoxinen en metabolieten verder via het darmkanaal tot in de bloedbaan. Ook wijst Janssen erop dat een combinatie van verschillende mycotoxinen in het rantsoen kan leiden tot additieve of zelfs synergistische effecten op (pens/darm)gezondheid.
 
Analyse
Vleeskalverhouders zijn eerder dan melkveehouders bereid om hun ruwvoeders standaard te laten onderzoeken op de aanwezigheid van mycotoxinen, heeft Janssen gemerkt. In de kalversector is er steeds meer aandacht voor gezondheid en welzijn. Kalverhouders willen het antibioticagebruik in hun sector graag verlagen, dus de aandacht voor ruwvoerkwaliteit en pens- en darmontwikkeling neemt toe. Toch neemt ook bij melkveehouders de bewustwording toe. “Het kost weinig extra moeite om maiskuilen, die toch al worden bemonsterd vanwege de BEX, te laten testen op mycotoxinen. Analyse van de maissilage geeft al een goede indruk van de risico’s van het complete rantsoen.” Voor mycotoxine-analyses is het wel belangrijk om een lab te kiezen dat uit de voeten kan met de complexe matrix van ruwvoeders, benadrukt Janssen. “Analyse in vochtrijke en heterogene ruwvoeders is namelijk lastiger dan in droge, gemalen krachtvoergrondstoffen.” Ook adviseert hij om monsters te laten analyseren met LC-MS/MS-methode en op de juiste mycotoxinen. Klassieke ELISA-tests geven hier geen betrouwbare resultaten.
“Uiteindelijk is ‘meten-is-weten’ veel geld waard. Er kan op risicobedrijven bijvoorbeeld tijdig worden geanticipeerd door inzet van een juiste mycotoxine-deactivator. Productieverliezen en vruchtbaarheids- en gezondheidsproblemen ben je dan voor en de genetische potentie kan worden gehaald”, zegt Janssen.
 

Aanpak
Als er zorgwekkende gehalten aan mycotoxinen gevonden worden, dan is het belangrijk om het probleem bij de oorsprong aan te pakken. Er zijn veel verschillende mycotoxine-binders op basis van kleimineralen (bentoniet) op de markt. “Deze zijn echter met name effectief tegen aflatoxine”, zegt Janssen. Omdat Fusariumtoxinen slecht binden zijn mycotoxine-deactivatoren met een meervoudige werking onmisbaar. Daarom heeft DSM Animal Nutrition & Health het product Mycofix in het assortiment, met een drievoudig werkingsmechanisme, legt Janssen uit. “Het drievoudig werkingsmechanisme van de Mycofixproductlijn omvat adsorptie, biotransformatie en bioprotectie. Door adsorptie worden de te binden mycotoxinen aangepakt, biotransformatie zorgt dat onder meer Fusariumtoxinen worden omgezet in onschadelijke metabolieten en de bioprotectie ondersteunt de weerstand en lever- en darmgezondheid.”