Ten gevolge van een toenemende aandacht voor dierenwelzijn engageerde de Europese varkenssector zich tien jaar geleden al om te stoppen met de chirurgische castratie van mannelijke biggen, op voorwaarde dat dit praktisch en economisch doenbaar zou zijn. Twee veelbelovende alternatieven zijn het houden van intacte beren en immunocastratie. Bij intacte beren is er een zeker risico om in sommige karkassen berengeur waar te nemen: een onaangename geur / smaak in varkensvet en -vlees. Enige tijd geleden rondde Dr. Evert Heyrman zijn doctoraatswerk af met als thema "Bedrijfsspecifieke strategieën voor de reductie van berengeur". Hieronder enkele interessante bevindingen uit dat werk.  
[Geschreven door: Diernutrionist Luc Levrouw]
 

In 2010 spraken de EU lidstaten af om vanaf 2018 te stoppen met chirurgische castratie en over te stappen naar pijnvrije, alternatieve systemen. Nederland, Denemarken, Spanje en het Verenigd Koninkrijk kozen snel en resoluut voor het houden van intacte beren. Vlaanderen deed dat niet en ging - als enige regio in Europa - van start met immunocastratie. Al werden in 2017 nog meer dan de helft van de Belgische biggen gecastreerd zonder pijnbestrijding of verdoving...   Wettelijk gesproken kan castratie zonder verdoving nog steeds tot de leeftijd van 7 dagen, maar dat zal zo niet blijven.

Huisvesting
Het aantal dieren per hok en de beschikbare oppervlakte per varken hadden in dit onderzoek géén significant effect op de vorming van berengeur. Uit eerdere studies is gebleken dat een lagere hokbezetting dikwijls geassocieerd wordt met minder agressief gedrag én ook met minder berengeur. Alle bedrijven die aan het onderzoek van Dr. Heyrman deelnamen, hadden een minimum aan afleidings- en verrijkingsmateriaal in de hokken. Mogelijk was dat een verklaring waarom een hogere hokbezetting in deze studie niet bijdroeg tot de vormig van méér berengeur.

Ook stalhygiëne en extra reiniging konden in dit onderzoek niet significant in verband worden gebracht met de vorming van berengeur. Er bleek ook geen verband met de huisvesting van beren op gedeeltelijke versus volledige roostervloeren. Enkel de breedte van de roosterspleten had een effect: er werden meer problemen met berengeur vastgesteld bij dieren op roosters met dunnere roosterspleten. Oudere studies toonden méér problemen aan met volle betonvloeren - wellicht vanwege extra ophoping en vervuiling met mest. Dergelijke huisvesting kwam echter niet voor bij de deelnemende varkensbedrijven in dit onderzoek.

Sommige studies suggereren dat ook ventilatie een rol kan spelen (in combinatie met temperatuur & relatieve luchtvochtigheid). In het onderzoek van Dr. Heyrman kon echter geen verband met het type ventilatie worden vastgesteld.

Karkas samenstelling & genetica
Eerdere studies rapporteerden meer problemen met berengeur bij vette karkassen. De genetische trend naar vleesvarkenstypes met een hoger mager vlees percentage betekent dus minder kans op berengeur. Dit werd ook bevestigd in het onderzoek van Heyrman.
 
Een verband met het karkasgewicht (hier onderzocht tussen 83 en 107 kg) kon in dit onderzoek niet worden aangetoond. Iets vroeger afleveren van de vleesvarkens zal onder de huidige manier van werken dus weinig of geen effect opleveren.
Hoe ouder de leeftijd bij slachten, hoe groter het risico op berengeur. Vleesvarkenstypes met een hoge daggroei lopen dus iets minder kans op vorming van berengeur (verband met puberaal gedrag).
Er kon in dit onderzoek géén eenduidig effect worden aangetoond van het type zeugen- en berenlijn op de prevalentie van berengeur, ondanks de aanzienlijke verschillen in zoötechnische resultaten (groei & voederconversie). Fokkerij organisaties (vb. Topigs Norsvin) meldden eerder al dat zij over de laatse 10 jaar het aandeel berengeur met meer dan 50% hebben kunnen reduceren via genetische selectie.
 
Neem voor meer informatie contact op met uw accountmanager of bekijk het volledige artikel op: Qualifeed
0342- 441 781 | www.twilmij.nl