Overal in Europa zijn de afgelopen zomermaanden hitte- en droogterecords gesneuveld. De uitzonderlijke weersomstandigheden bleven niet zonder gevolg voor de oogst van suikerbieten, luzerne en zonnebloemen, maar ook de ruwvoederwinning voor rundvee liep grote averij op. Zo wordt de opbrengst van deegrijpe maïs 10 tot 20% lager geschat, terwijl er in bepaalde regio's tot 25% minder gras werd geoogst. Voorlopig is het nog even wachten op de analyseresultaten van ingekuilde maïs, maar nu al is duidelijk dat vooral de variatie in ruwvoederkwaliteit straks een belangrijk punt van aandacht wordt. Komt daarbij dat - ondanks de hoge melkprijzen - het voersaldo als gevolg van de hoge soja- en krachtvoerprijzen momenteel zwaar onder druk staat. Het verhogen van de ruwvoederbenutting lijkt dan ook de aangewezen strategie om het voersaldo op te krikken.
[Geschreven door: dr. I. Gantois - ir. M. Bax - ir. L. Levrouw]
Het is niet de eerste keer dat we te maken hadden met een hete zomer en een verhoogde variatie in kuilkwaliteit, maar dit najaar is de variatie in geval van maïskuil toch behoorlijk ongezien.
De eerste ruwvoeder analysen bevestigen inmiddels het beeld van de verdroogde maïspercelen. Niet onlogisch dus dat deze kuilen vaak een verhoogd droge stof percentage noteren (> 40% DS). Opvallend is de grote variatie in zetmeelgehalte: er is maïs geoogst met goed gevulde kolven, met kleine kolven, met slecht gevulde kolven en ... zelfs zonder kolven!
Komt daarbij dat deze erg droge kuilen bovendien ook moeilijk aan te rijden zijn, waardoor ook de kans op broei na inkuilen toeneemt. Aangetaste kuilen zijn niet enkel minder smakelijk; de broei geeft ook aanleiding tot een verlies aan nutriënten. Het netto resultaat hiervan is een onvermijdelijke daling van de productieresultaten bij de koeien.
Dé vraag die menig stalnutritionist de komende weken zal bezig houden, is in hoeverre de benutting van het schaarse ruwvoeder kan worden verhoogd via het uitwerken van een aangepast stalrantsoen. In maïs- en grasrijke rantsoenen denken we dan in de eerste plaats aan de benutting van zetmeel, vezels en eiwit.
Ronozyme Rumistar verhoogt de benutting van maïskuil in de pens
Bij het inkuilen van deegrijpe maïskuil worden organische zuren - vooral melkzuur - gevormd. Deze zuren maken het zetmeel beter verteerbaar in de pens en dus minder pensbestendig. Hoe meer zuur er gevormd wordt bij het inkuilen, hoe sneller afbreekbaar het zetmeel wordt in de pens.
Hoe droger de maïskuil, hoe trager de organische zuren kunnen inwerken op de maïskorrels. Om die reden verwachten wij dit najaar een tragere afname van de zetmeelbestendigheid na het inkuilen. Het zetmeel zal hierdoor dus langere tijd moeilijk afbreekbaar zijn in de pens. Wat nadelig is voor de zetmeelverteerbaarheid van deze kuilen & rantsoenen.
Ronozyme Rumistar kan dit probleem verhelpen: het verhoogt de hoeveelheid energie die in de pens wordt vrijgesteld, zodat de benutting van het ruwvoeder verbetert. Ronozyme Rumistar is een EU geregistreerd voederadditief op basis van een alfa-amylase. Dit enzym verhoogt de verteerbaarheid van het maïszetmeel in de pens en de dunne darm.
De afbraakproducten (oa. oligosacchariden) van de enzymatische zetmeelvertering in de pens vormen bovendien een soort voedingsbodem voor de celwand afbrekende pensbacteriën (= prebiotisch effect). Ronozyme Rumistar stimuleert daardoor niet enkel de zetmeelverteerbaarheid, maar ook de vezel- of NDF-verteerbaarheid van het rantsoen. Dit effect is met name interessant bij het voederen van erg droge kuilen, die als gevolg van de droogte al een lagere NDF-verteerwaarheid vertonen.
De toename van de vezelvertering leidt bij toevoeging van Ronozyme Rumistar zelfs tot een zichtbaar effect op de meststructuur: bij het uitspoelen van de mest zien we duidelijk veel minder lange vezels en minder maïspitjes, hetgeen wijst op een betere penswerking.
Dosering: 12,5 g Ronozyme Rumistar per koe en per dag (vb. via eiwitcorrector of mineraalmengsel). Het enzym is eveneens verkrijgbaar onder vorm van een aanvullend diervoeder (100 gram per koe en per dag).
Verhoog de eiwitefficiëntie met Crina Protect!
Naast het verhogen van de zetmeel- en vezelbenutting, is er nog de vraag in welke mate ook de eiwitbenutting kan gestimuleerd worden. De gemiddelde voorjaar- en zomerkuilen noteren dit jaar een iets lager eiwitgehalte. Dat betekent dat er méér (duur) eiwit zal moeten aangekocht worden. Tenzij het beschikbare eiwit beter kan benut worden...
Het meest waardevolle eiwit voor de productie van melk is microbieel eiwit dat in de pens wordt gevormd. Hiervoor is zowel eiwit(stikstof) als fermenteerbare energie vereist. Recent wetenschappelijk onderzoek in Frankrijk heeft aangetoond dat de etherische oliën uit het voederadditief Crina Protect de vorming van microbieel eiwit in de pens stimuleren door de groei van bepaalde pensbacteriën te remmen. Het gaat hierbij om de zgn. "hyper-ammonia producerende (HAP) bacteriën": die breken voedereiwit af met vorming van ammoniak dat onvoldoende door de andere pensbacteriën kan worden gerecupereerd. Door deze HAP-bacteriën te remmen, verhoogt de toevoeging van Crina Protect de vorming van microbieel eiwit in de pens. Hierdoor levert het rantsoen méér darmverteerbaar eiwit (DVE), hetgeen uiteindelijk ook de vorming van melk en melkeiwit (g/dag) ten goede komt. Deze effecten zijn inmiddels aangetoond in verschillende dierproeven.
Een andere manier om het voersaldo te verhogen, bestaat er in om minder duur voedereiwit te voeren in combinatie met een toevoeging van Crina Protect.
Samengevat
Melkveehouders die met een tekort aan ruwvoer kampen, kunnen behalve het bijkopen van extra ruwvoeder ook overwegen om gebruik te maken van een aangepast rantsoen om de benutting van zetmeel, vezel én eiwit te verhogen en op die manier het voersaldo te verhogen.
Raadpleeg uw contactpersoon bij DSM voor meer informatie & praktische tips hieromtrent!