De meeste problemen met niet passende voedersamenstellingen bij zeugen worden gesignaleerd rond het werpen en bij het op gang komen van de melkproductie. Dieren die tijdens die periode in de problemen komen, blijken ook nadien extra gevoelig voor secundaire problemen. Daarbij dient vooral gedacht aan problemen met de algemene conditie en aan verminderde bronstsymptomen. In combinatie met een verhoogd vervangingspercentage leidt dit vaak tot minder goede vruchtbaarheidsresultaten op het bedrijf. De problematiek is ongetwijfeld herkenbaar voor veel voerfabrikanten en zeugenhouders. Omdat het een typisch multifactorieel betreft, is de oplossing alles behalve eenvoudig. Een specifieke aanpak per genetica of zelfs per zeugenbedrijf lijkt steeds meer gewenst. Maar hoe pakken we dat het best aan?
Door veranderingen in de erfelijke aanleg voor de opslag van energie en een toenemende bevleesdheid, lijkt het wenselijk om de moderne genetica op een andere wijze te voeren. Naast een aangepast voerschema moet hierbij ook gedacht worden aan wijzigingen in het grondstoffengebruik en aangepaste nutriënteneisen in het zeugenvoer.
In die specifieke benadering moet ook rekening worden gehouden met bepaalde bedrijfsproblemen zoals neonatale diarree, Streptococcen en de algemene darmgezondheid. Ook het verzorgen van zeugen door minder ervaren varkensverzorgers vraagt anno 2020 om voedersamenstellingen die bij (kleine) fouten in het bedrijfsmanagement minder snel tot problemen leiden. Het klassieke "standaardvoer" dreigt in veel gevallen tekort te schieten...
Dikwijls wordt de nutritionist van de voerleverancier dan uitgenodigd om het voer "aan te passen", maar meestal ontbreken in dat stadium de handvaten om zo'n aanpassing op een verantwoorde wijze te kunnen doorvoeren.
Gelten opfok
Een belangrijk deel van de hierboven geschetste problematiek vindt bovendien zijn oorsprong in de opfok van de gelten. Vooral het voerschema en de voersamenstellingen voor opfokzeugen houden doorgaans nog onvoldoende rekening met de genetica.
De introductie van nieuwe zeugenlijnen verloopt daardoor in de praktijk niet altijd even rimpelloos als voorgesteld. Ook de "manuals" van de genetica bedrijven worden dikwijls in de loop der jaren bijgestuurd op basis van bijkomende praktijkervaringen. Maar de adviezen voor voedersamenstellingen blijven vooral toegespitst op nutriëntgehalten en veel minder op de grondstofkeuze en het additievengebruik...
Voldoende stof om binnenkort een DSM Benelux symposium te organiseren rond dit thema. Een optimale voeding van opfokzeugen – op basis van de gebruikte genetica - zal hierbij centraal staan. U hoort er binnenkort meer over!
Intussen staan onze teams in Stroe en Deinze klaar om specifieke vragen op dit terrein te beantwoorden.