Mycotoxines worden wel eens onze onzichtbare vijand genoemd. Onzichtbaar, omdat zij vaak niet opgemerkt worden en niet altijd gepaard gaan met typische, goed zichtbare symptomen. Vooral de chronische blootstelling aan mycotoxines baart onderzoekers extra zorgen. Een bijkomende moeilijkheid is dat de mycotoxinegehalten in diervoedergrondstoffen over het algemeen erg variabel en moeilijk te voorspellen zijn. Om die reden organiseert Biomin - sinds kort deel van de DSM familie - jaarlijks een uitgebreide screening op mycotoxines in grondstoffen. Zo werden in 2020 meer dan 6000 analysen uitgevoerd op nieuw geoogste tarwe, gerst en maïs. De stalen waren afkomstig uit 26 Europese landen en werden op 6 verschillende mycotoxines onderzocht. Deze screening betekent een waardevolle aanvulling op andere surveys waar DSM jaarlijks aan meewerkt (vb. BFA monitoring mycotoxines) en laat bovendien toe het risico op contaminatie in andere landen te evalueren. De voornaamste resultaten van het Biomin onderzoek worden hieronder samengevat. 
Tarwe
  • in totaal werden 3042 analysen uitgevoerd op tarwe.
  • Eén derde van de onderzochte monsters bevatte meer dan één mycotoxine.
Gerst
  • in totaal werden 1400 analysen uitgevoerd.
  • DON is het meest voorkomende toxine in gerst. Hoogste gehalten en meest positieve stalen in Roemenië, Hongarije en Italië. Significant lagere contaminaties in Duitse, Franse en Nederlandse gerst.
Maïs
  • in totaal werden zo'n 1600 analysen uitgevoerd.
  • Bijna 70% van de onderzochte monsters bevatten minstens één mycotoxine.
  • Opnieuw is DON het meest voorkomende mycotoxine in maïs: aantoonbaar in 72% van de onderzochte monsters. Op enkele uitzonderingen na aantoonbaar in alle landen. De meeste Europese landen kleuren rood op de kaart die het risico op DON problemen weergeeft.
  • Zearalenone is aantoonbaar in bijna 60% van alle onderzochte monsters, op de voet gevolgd door Fumonisine (55%).
  • Fumonisine: hoogste aantal positieve stalen en hoogste gehalten bij Italiaanse en Spaanse maïs.
Conclusies
  • Er is niet één mycotoxine dat eruit springt als zijnde "het meest gevaarlijk". In veel gevallen worden meerdere toxines geanalyseerd per monster. Dat maakt het ook erg lastig om maximale of aanvaardbare gehalten aan individuele mycotoxines voor te stellen.
  • We mogen er van uit gaan dat een mengvoer altijd meerdere mycotoxines bevat. Over de (chronische) effecten van contaminaties met meerdere mycotoxines is nog weinig geweten. Het is daardoor ook erg lastig om dat risico goed in te schatten of te kwantificeren
  • Het is duidelijk dat er grote regionale verschillen bestaan. DON en ZEA werden vroeger als een typisch West-Europees fenomeen werden beschouwd (maritiem klimaat), maar dit lijkt intussen achterhaald. In 2020 werden de hoogste DON gehalten gemeten in centraal en Oost-Europa. Het zelfde geldt voor de andere Fusarium mycotoxines.
Meer weten over deze proeven met Balancius? Raadpleeg dan uw contactpersoon bij DSM of bekijk het volledige artikel op: Qualifeed
0342- 441 781 | www.twilmij.nl